Bij WOZ-beschikkingen zijn veel voordelen te realiseren. Is al hetgeen dat als onroerend wordt aangemerkt wel onroerend? Is de werktuigenvrijstelling juist toegepast? Soms kan een besparing worden gerealiseerd door te kijken naar het economisch rendement, recreatiewoningen, een verzorgings- of bejaardenhuis worden vaak ten onrechte als een niet-woning aangemerkt. Vanaf 1987 heeft deze problematiek reeds mijn aandacht. Niet zelden zijn enorme besparingen te realiseren, soms zelfs met terugwerkende kracht over vele jaren.
(Zie mijn column: Onjuiste WOZ-aanslagen)
Hier gaat het vaak over besparingen van een paar euro per persoon per nacht. Toch geldt ook hier: vele kleintjes maken één grote. Het gaat om substantieel geld, de grootste gerealiseerde besparing tot op heden bedraagt € 1.300.000,-.
Momenteel worden op dit terrein een aantal zeer principiële procedures gevoerd. Hier verwacht ik veel van en het kan een behoorlijke bom onder de toeristenbelasting in Nederland leggen.
(Zie mijn column: Aanslagen opnieuw met succes bestreden)
Belastingplichtigen die voor meer dan 90 dagen per jaar een recreatiewoning (hieronder valt ook een stacaravan of chalet) tot hun beschikking hebben, zonder dat zij een hoofdverblijf in die gemeente hebben, kwalificeren voor forensenbelasting. In de praktijk passen gemeenten de in de Verordening opgenomen vrijstellingsbepalingen, vaak volstrekt onjuist toe.
De geraamde opbrengsten behoren de geraamde kosten niet te overstijgen. Een vereiste is dat de gemeente in dat geval de geraamde kosten kan aantonen. De praktijk leert dat er vaak fouten worden gemaakt bij het vaststellen van de heffingsgrondslag.
Een nieuwe inkomstenbron voor de gemeente lijkt de vermakelijkhedenretributie. De vraag is echter of deze aanslagen terecht zijn. In mijn praktijk zijn inmiddels diverse voorbeelden van aanslagen voorbij gekomen die geheel onterecht zijn opgelegd.