Forensenbelasting heffen via het recreatiepark. Aanslagen nietig?

In het kader van het naar zich toe harken van financiële middelen heeft menig gemeente in de afgelopen jaren de forensenbelasting ontdekt. Gebaseerd op het bepaalde in artikel 223 van de Gemeentewet worden natuurlijke personen (oftewel mensen van vlees en bloed) die, zonder in de gemeente hoofdverblijf hebben (oftewel gewoon wonen), er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning (hieronder vallen ook chalets, stacaravans ed.) ter beschikking houden, aangeslagen voor de forensenbelasting. Het simpele hebben van de mogelijkheid om te gebruiken is al voldoende om te kwalificeren voor deze heffing. Of je van de betreffende woning daadwerkelijk gebruik maakt of niet is hiervoor volstrekt irrelevant. De praktijk leert dat het hierbij om zeer substantiële bedragen kan gaan. Niet zelden zelfs veel meer dan de WOZ-aanslagen. Ingevolge vaste jurisprudentie lijk je aan die heffingen hooguit te kunnen ontkomen indien je een verhuurbemiddelingsovereenkomst sluit waarbij het eigengebruik op meer dan 89 dagen is uitgesloten. De gemeente Oisterwijk dacht het heffen echt slim aan te pakken. De gemeente achtte het te lastig en te bewerkelijk om alle adressen te achterhalen van eigenaren van recreatiewoningen, stacaravans en chalets en de verhuur-en gebruiksstatus te gaan bijhouden. Om die reden sloot de gemeente met ingang van 2010 convenanten met de exploitanten van de diverse parken. Op basis van die convenanten verklaarde de exploitant van het park de belastingplicht voor de forensenbelasting van de diverse individuele eigenaren over te nemen. De exploitanten van de recreatieparken kregen geen vergoeding voor het verrichten van deze werkzaamheden en werden aldus onbezoldigd kassier voor de gemeente. Om de exploitanten nog enigszins tegemoet te komen hoefden zij nog niet het volledige debiteurenrisico te lopen. Als de exploitanten het bedrag van de forensenbelasting van één of meer eigenaren van gemeubileerde woningen niet of niet geheel zou ontvangen en zij het vermoeden hadden dat de bedragen niet vrijwillig zouden worden betaald konden zij de heffingsambtenaar daarvan in kennis stellen, zodat die de invordering bij de eigenaar van de gemeubileerde woning kon overnemen. In tegenstelling tot het standpunt van de Rechtbank West-Brabant vond het sluiten van dergelijke convenanten genade bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Het instellen van cassatie kon dan ook niet uitblijven. Op 27 januari 2017 werd de conclusie van de Advocaat-Generaal gepubliceerd. Hij concludeerde in mijn optiek volstrekt terecht tot vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof. In zijn optiek is de aan de exploitant opgelegde aanslag nietig en hoeft deze dus niet betaald te worden.

Door het verstrijken van de termijnen (3 jaar na het verstrijken van het kalenderjaar waar de aanslag betrekking op heeft) had de gemeente niet meer de mogelijkheid de desbetreffende belastingplichtigen alsnog aan te slaan. Naar ik aanneem zal de Hoge Raad op korte termijn in dezelfde zin een arrest wijzen.

Op die manier wordt na de mooie procedures over de WOZ-aanslagen en de rioolheffingen (ik schreef hierover in mijn vorige columns) voor de hele recreatiebranche opnieuw een slag toegebracht aan de gemeentes die in een poging de exploitatietekorten te dekken de neiging hebben steeds meer heffingen te verzinnen en de tarieven ongebreideld te verhogen.

De laatste columns en recente zaken

Contact

  • De Willigen + partners BV
  • Koeweg 2, 9409 TP Loon
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Hans de Willigen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fenny de Willigen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
Copyright© 2021 De Willigen + partners BV. Realisatie: Internetbureau Praes