En weer ging een procedure over de Forensenbelasting voor de gemeente verloren! Op basis van het bepaalde in de Gemeentewet hebben gemeentes de mogelijkheid een verordening Forensenbelasting vast te stellen. Forensenbelasting ben je verschuldigd wanneer je voor jou en jouw gezin gedurende meer dan 90 dagen in een jaar een woning tot jouw beschikking hebt zonder dat je in die gemeente jouw hoofdverblijf hebt.
Onder dergelijke omstandigheden is vaak de vraag: “Hoeveel ben ik nu aan forensenbelasting verschuldigd?” Niet zelden wordt de verschuldigde belasting gebaseerd op de vastgestelde WOZ-waarde. Indien sprake is van op een recreatieterrein gelegen recreatiewoningen wordt echter de waarde van het totale terrein inclusief de daarop gelegen recreatiewoningen vastgesteld en niet van de afzonderlijke daarop gelegen objecten. De gemeente Ommen maakte het zich op dit vlak gemakkelijk. Was de waarde van de afzonderlijke objecten niet vastgesteld omdat sprake was van een groot recreatieterrein met daarop recreatiewoningen, chalets of stacaravans, dan bedroeg de verschuldigde heffing € 225,=. Indien de waarde van de recreatiewoningen wel was vastgesteld bedroeg de heffing minimaal € 755,= en deze liep op tot € 1.620,= indien de waarde van het object meer dan € 140.000,= bedroeg. In de optiek van het Gerechtshof bestond geen rechtvaardiging voor deze ongelijke behandelingen en moesten alle recreatiewoningen worden belast tegen het tarief van € 225,=. Daarmee werd opnieuw een gevoelige bres geslagen in deze inkomstenbron voor de gemeente. Vanuit mijn praktijkervaring weet ik dat veel meer gemeentes in het land een dergelijke bepaling kennen. Voor belastingplichtigen loont het derhalve de moeite de verordeningen op dat punt te laten toetsen.
