Is een recreatiewoning een woning of een verblijfsobject? Het verschil lijkt slechts marginaal. Toch heeft het zeer verstrekkende financiële consequenties. Als een recreatiewoning als een woning wordt aangemerkt, krijg je de aanslag vanwege de eigendom van de woning tegen het woningentarief en geen aanslag vanwege het feitelijk gebruik. Wordt de recreatiewoning daarentegen als een verblijfsobject aangemerkt, dan ontvang je de aanslag vanwege de eigendom tegen het niet-woningentarief (ongeveer het dubbele van het woningentarief) en bovendien ontvang je dan wel een aanslag vanwege het feitelijk gebruik. Dat scheelt een forse slok op een borrel. In augustus 2015 oordeelde de Rechtbank Gelderland dat recreatiewoningen als niet-woningen aangemerkt moesten worden omdat zij niet permanent bewoond mochten worden. Op basis van deze uitspraak adviseerde de Vereniging Nederlandse Gemeenten de gemeentes in het land recreatieparken aan te merken als niet-woningen, teneinde op die manier meer geld in het laatje te harken. In dit enthousiasme moesten de gemeentes, naar het oordeel van Hans de Willigen, als specialist op het gebied van de Heffingen Lagere Overheden, worden getemd. Een procedure bij de Hoge Raad kon dan ook niet uitblijven. Op 16 september jl. kwam het verlossende woord. Recreatiewoningen zijn door de faciliteiten en voorzieningen bestemd om daarin te verblijven, te slapen en de overige woonfaciliteiten en voorzieningen te gebruiken. Zij zijn daarom aan te merken als een woning. Als permanente bewoning op grond van gemeentelijke voorschriften niet is toegestaan, brengt dat geen wijziging in de aard en inrichting en daarmee bestemming van de woning, zo oordeelde de Hoge Raad. Een belangrijk arrest volgens Hans de Willigen.
Conclusie
Wanneer de gemeentes de aanslag voor recreatiewoningen hebben gebaseerd op de niet-woningen betekent dit een substantiële verlaging van de opgelegde aanslagen. Bij overdrachten van woningen kan dan eveneens een beroep worden gedaan op het verlaagde tarief voor de overdrachtsbelasting. De belastingplichtigen die tijdig bezwaar hebben gemaakt tegen de opgelegde aanslagen onroerendezaakbelastingen zullen hier prachtig van profiteren. Indien nog geen bezwaar is gemaakt kan zeker worden geprobeerd, aanslagen als nog ambtshalve verminderd te krijgen. Inmiddels werden daartoe al diverse pogingen met succes ondernomen.